Een korte geschiedenis van de Congregatie van de Augustijnen van de Assumptie.
Een korte geschiedenis van de Congregatie van de Augustijnen van de Assumptie.
In 1845, te midden van een eeuw waarin veel nieuwe religieuze congregaties werden gesticht, richtte Emmanuel d’Alzon de Augustijnen van de Tenhemelopneming (assumptianen) op. Deze man met een sterk karakter wilde een “moderne congregatie” om de katholieke geest in de samenleving te vernieuwen. Getekend door de verdeeldheid die in de wereld heerste, zette pater d’Alzon zich in voor eenheid en verzoening. Samen met zijn eerste religieuzen zette hij zich in voor onderwijs en nam het leiderschap over van het Collège de l’Assomption in Nîmes. Hij wilde dat de jeugd de maatschappij zou veranderen door sociale inzet en door de verspreiding van het Goede Nieuws. Geëngageerd om de “katholieke waarheid” te verdedigen, richtte Emmanuel d’Alzon zich ook op het Oosten. Aangemoedigd door paus Pius IX stuurde hij religieuzen naar Bulgarije en Turkije. Een andere pijler van het apostolaat van de Assumptie was de oprichting van “La Bonne Presse”, het huidige Bayard Presse. Een werk om de christelijke geest te bevorderen en bij te dragen aan de vorming van mannen en vrouwen van onze tijd.
Bij het overlijden van de stichter in 1880 telde de congregatie 68 religieuzen en 11 novice. Het was na zijn dood dat de congregatie een aanzienlijke groei doormaakte. Het waren de alumnaten, een soort kleine seminaries voor jongeren uit bescheiden gezinnen, die het merendeel van de roepingen voor de Assumptie zouden leveren. Halverwege de 20e eeuw bereikte de congregatie een hoogtepunt van bijna 2000 religieuzen.

Pater François Picard, die pater d’Alzon opvolgde, droeg bij aan de ontwikkeling van de grote werken van de congregatie. Bij La Bonne Presse, Le Pèlerin (opgericht in 1873) en La Croix, dat in 1883 een dagblad werd. In het kwart eeuw daarna kwamen meer dan 30 publicatietitels tot stand. Er waren ook pelgrimstochten naar Lourdes, Rome en Jeruzalem, waar de assumptianen grote groepen pelgrims begeleidden. De Missie van het Oosten, begonnen in Bulgarije en Turkije, breidde zich uit (Rusland, Roemenië…). Tot slot was de oprichting van het Collège Saint-Augustin in Plovdiv, Bulgarije, een nieuwe kroon op het onderwijsapostolaat van de congregatie.

In Frankrijk was de Derde Republiek bijzonder antiklerikaal. Vanaf 1880 werden religieuzen uit hun gemeenschappen verdreven. In 1900 werd de congregatie ontbonden en werden de Assumptionisten uit Frankrijk verbannen. Ze werden waarschijnlijk extra doelwit vanwege de grote invloed van hun persorganen, vooral La Croix. Toch droeg deze vervolging, zoals bij andere Franse congregaties, bij aan de internationale verspreiding van de Assumptionisten, in Europa, Zuid-Amerika en Noord-Amerika…
Onder pater Emmanuel Bailly (van het begin van de 20e eeuw tot het einde van de Eerste Wereldoorlog) kende de congregatie de dubbele beproeving van verspreiding en oorlog, met onder andere het ontmantelen van gemeenschappen en werken in Turkije en Bulgarije (waar voor de oorlog tot 150 religieuzen en 200 Oblatenzusters van de Assumptie actief waren), en natuurlijk de dood op het slagveld van vele jonge religieuzen en de plundering of onteigening van het onroerend goed in verschillende landen. De oorlog had echter ook een positief effect voor de Assumptie. Religieuzen die hun militaire dienstplicht in Frankrijk hadden vervuld, mochten er blijven. Maar om diverse redenen kreeg de congregatie pas in 2013 officiële erkenning door de Franse staat, namelijk 168 jaar na haar stichting!
Van het einde van de Eerste Wereldoorlog tot het Tweede Vaticaans Concilie kende de Assumptie jaren van expansie en missionaire avonturen (met uiteraard de onderbreking van de Tweede Wereldoorlog): heropleving van de aanwezigheid in de Missie van het Oosten; stichtingen in Belgisch Congo, Noord-Afrika, China, Madagaskar en West-Afrika... Het was ook een tijd van vervolging in de landen van het Sovjetblok… Verschillende religieuzen werden gedeporteerd naar werkkampen en drie van hen, erkend als martelaren van het geloof, werden in 1952 in Bulgarije ter dood veroordeeld. Het was ook de periode van de ontwikkeling van de Augustijnse Studies en Byzantijnse Studies, met gespecialiseerde bibliotheken, wetenschappelijke tijdschriften en Assumptionistische onderzoekers die uitgroeiden tot vooraanstaande specialisten van Augustinus en de Byzantijnse wereld.
De periode na het Concilie was een tijd van beproeving met veel vertrekkende leden, maar ook een tijd van vernieuwing die in de jaren ’80 leidde tot een heroriëntatie op de fundamentele Augustijnse en Alzoniaanse richtlijnen en een vernieuwing van de jeugd- en roepingenpastoraal.
Tenslotte werden de jaren 2000 gekenmerkt door de ontwikkeling in Azië, de terugkeer naar West-Afrika en een veel internationalere dynamiek binnen de congregatie.